"DE BELONING"


Aankomst in Santiago de Compostela
En als je er bent, dan is het feest: 

De grote kathedraal kun je niet missen, je ziet hem al van verre staan.  De menigte dwingt en dringt je naar het plein.  Op het plein voor de kathedraal is er muziek en groepen pelgrims vanuit alle hoeken van Europa (en Brazilië).  In de kerk is het prachtig, het beeld van Jacobus is daar en je kunt hem omarmen (als de rij niet te lang is).  Er hangt een geur van wierook, het orgel speelt en als je geluk hebt zwaait het reusachtige wierookvat.  Buiten, in de officina, krijg je je Compostela en voor wie ooit zonden gedaan mocht hebben is er een flinke aflaat.  En dan ontmoet je al die mensen weer die je onderweg hebt leren kennen en met wie je samen opgetrokken bent – naar je pelgrimsdoel:  Santiago, de heilige magneet, die mensen trekt uit de hele wereld.



De legende wil dat het lichaam van Jacobus, nadat hij in Palestina was onthoofd, in een stenen boot zijn gelegd waarin twee van zijn discipelen meereisden. De boot bereikte vanzelf de Galicische kust, waarna het dode lichaam werd begraven aan de berg Libredón. Het apostolische graf was al in de vergetelheid geraakt, totdat in 813 de kluizenaar Paio het herontdekte. Na de ontdekking groeide de graftombe uit tot een belangrijke plaats voor Spanje en Jacobus speelde als ‘Matamoros’ een grote rol in de herovering van het land op de moren.  In de middeleeuwen werd Santiago een trekpleister voor de hele Christenheid, met name de Franken. De weg van Frankrijk naar Santiago werd de Camino Frances en zo heet ook nu nog de weg die de meeste pelgrims uit de Lage Landen volgen.